Opdracht 1: wat zie je? (beschouwen)
Bij deze opdrachten ga je beschouwen of terwijl kijken. Kijken naar verschillende schilderijen van Salvador Dali.
A. Schrijf op welke vormen of beelden jou bekend voor komen in dit schilderij. Wat zie je?
B. Is dit schilderij gebaseerd op de werkelijkheid? Schrijf op waarom wel of waarom niet.
C. Waar is Salvador Dali, denk je, begonnen met het schilderij? Links, rechts, in het midden? Leg uit waarom.
D. Wat is, denk je, het belangrijkste beeldaspect (of de belangrijkste beeldaspecten) in dit schilderij? Leg uit waarom.
A. Schrijf op welke vormen of beelden jou bekend voor komen in dit schilderij. Wat zie je?
B. Is dit schilderij gebaseerd op de werkelijkheid? Schrijf op waarom wel of waarom niet.
C. Waar is Salvador Dali, denk je, begonnen met het schilderij? Links, rechts, in het midden? Leg uit waarom.
D. Wat is, denk je, het belangrijkste beeldaspect (of de belangrijkste beeldaspecten) in dit schilderij? Leg uit waarom.
Opdracht 2: Welke dingen herken je? (beschouwen)
A. Schrijf op welke beelden of vormen jou bekend voorkomen in dit schilderij. Wat zie je?
B. Welke kleuren heeft Salvador Dali allemaal gebruikt in dit schilderij?
C. Hoe heeft Salvador Dali diepte gecreëerd in dit schilderij?
D. Wat is, denk je, het belangrijkste beeldaspect (of de belangrijkste beeldaspecten) in dit schilderij? Leg uit waarom.
B. Welke kleuren heeft Salvador Dali allemaal gebruikt in dit schilderij?
C. Hoe heeft Salvador Dali diepte gecreëerd in dit schilderij?
D. Wat is, denk je, het belangrijkste beeldaspect (of de belangrijkste beeldaspecten) in dit schilderij? Leg uit waarom.